Zweten

Gepubliceerd op: 5 juni 2025 14:21

Ooit mocht ik, onder begeleiding van mijn vader mee naar een festivalletje waar mijn broer en zijn makkers optraden. Er gaven een hele trits (punk)bandjes een showtje in de oude Walk Inn in Vlissingen. Behoorlijk ver van het bed voor een snaak uit Dauwendaele met een stuk of elf lentes op de teller maar het was liefde op het eerste gezicht. Ik geloof echt dat ik na vijf minuten in dat donkere hol verkocht was. Ik moest en zou als de sodemieter op zoek naar alles wat er min of meer uitzag en klonk zoals daar in de Walk Inn.

Mijn broer en zus waren muzikaal gezien absoluut invloedrijk, maar verder was het als korfballende snotneus op een christelijke basisschool in Middelburg verdomd hard werken eer je iemand tegen het lijf liep om tegenop te kijken en iets van te leren als het om punkrock ging. Zelfs ten tijde van ‘de tweede punkgolf’.

(Voetnoot: De punkpolitie zal de term ‘tweede punkgolf’ in deze context briesend naar het rijk der fabelen vloeken. Er was al veel eerder sprake van een ’tweede punkgolf’. Een meer working class, en absoluut Brits fenomeen. Snoeiharde bands die ergens einde jaren 80 naam maakten nadat Sid Vicious al lang dood was. Laten we The Exploited (die ongelooflijk maar waar ooit nog in de oude Midgard hebben gespeeld, al was ik daar toch echt te jong voor) als voorbeeld noemen. Soit. Voor de gemiddelde (punk) Jan Doedel is de tweede punkgolf ‘gewoon’ de golf bands die ergens in de jaren negentig in de slipstream van Nirvana’s Nevermind boven kwamen drijven. Bad Religion, Rancid, NOFX. Dat werk. Vervloekt door velen en dus smullen geblazen).

Enfin. Ik weet nog goed dat ik, éindelijk, het lef had om de ‘X-Ray’ op plein 1940 binnen te stappen. Een paar kilometer van huis en haard ging er een wereld voor me open: Zwarte broeken, zwarte gympen, zwarte jassen. Alles zwart behalve de 1000 tinten haarverf. Riemen met studs, doc Martens. ALLES waarvan ik dacht dat je het hebben moest als je dat hele punkgedoe serieus wilde nemen. Te jong of niet. Poseur of niet. En essentieel: Ze verkochten er bandshirtjes. Derhalve stond ik al een poos met een Sex Pistols shirt in de hand te wikken en wegen of ik er mee weg zou komen dit aan te trekken toen er ineens iemand naast me stond. Het was ‘Gijs de Punker’. Een legende in mijn jonge brein en hij kwam wat mij betreft zo uit een platenhoes gelopen: Rode hanenkam, gescheurde broek, piercings, GBH t-shirtje aan. En uitgerekend deze dude keek mij, een knul van 11, aan en sprak de wijze woorden: ‘Te gek shirt man. Maar je moet wel de mouwen eraf knippen anders ga je zweten... hoewel zweten ook wel fucking punk is. Ja toch?’ En weg was hij.

Het was zo indrukwekkend dat ik dat shirt meteen kocht en thuis linea recta de mouwen eraf geknipt heb. Niet zo veel later trok ik het aan om ergens naar, denk ik, de lokale punkband Swindle te gaan kijken. Kom ik Gijs de punker daar tegen. Wat denk je? Hij herkende me niet én hij had hetzelfde shirt aan als ik. Mét mouwen.
De symboliek is met terugwerkende kracht bijna te mooi: De eerste échte muzikale eye-opener aan den lijve ondervinden. Vervolgens denken dat een wit voetje nodig is om ergens echt van te mogen smullen. Uiteindelijk op hilarische wijze leren dat je eigen plan trekken het credo wordt. Boy meets world binnen een paar kilometer van het Zeeuwse ouderlijk huis en binnen het tijdsbestek van twee weken.

Sindsdien laat ik braaf mijn mouwen aan mijn nieuwe shirts. Zweten is en blijft tenslotte toch behoorlijk punk. ‘Fucking punk’, zouden sommigen zeggen. Ja toch?
 

Tekst:Lennert Oosterling 
Foto: Ray Stevenson/REX/Shutterstock


Boeken over punk